Van Tegenspraak naar Verbinding in het Nederlandse rechtssysteem?

Van Tegenspraak naar Verbinding in het Nederlandse rechtssysteem -Blog MerlijnGroep.nl
Conflictoplossingsmethode Mediation Mediator

Mediation in Strafrecht als voorbeeld
Het Nederlandse rechtssysteem werkt als een toernooi model gebaseerd op tegenspraak: de claims, de ontkenning, de tegenclaim, de verdachtmaking. Is het kansrijk om dit polariserend systeem geleidelijk om te buigen naar meer verbinding tussen partijen door een combinatie met buitengerechtelijke procedures, zoals Mediation in Strafzaken? Hoe kijken met name de professionals binnen het rechtssysteem hier tegen aan?
Op basis van literatuurbronnen zal een aanzet tot een antwoord gegeven worden op deze vraag.


Een kritische analyse van ons rechtssysteem; Is de rechtstaat er voor de burger?
HiiL-Hague Institute for Innovation of Law, 2017. 
Hieronder volgt een samenvatting van de analyse en aanbevelingen van HiiL- Hague Institute for Innovation of Law[1].
Het eerste concept werd geschreven door Maurits Barendrecht, Krijn van Beek en Sam Muller in November 2016. In December 2016 is het ter toetsing gedeeld met 24 leidende personen uit de juridische sector. Deze waren eerder mede- ondertekenaar van het stuk Zes Suggesties voor Verbetering van de Toegang tot het Recht dat in juni 2015 is verspreid (onder meer via het Nederlands Juristenblad).
Met leden van deze groep zijn twee sessies gehouden op 28 december 2016
en 17 januari 2017. Met anderen is er e-mail contact of een persoonlijk gesprek geweest. De analyse van het stuk (urgentie van problematiek, een systeem dat vast zit) werd breed gedeeld. Suggesties zijn in de eindversie verwerkt. Uit de samenspraak met deze groep zijn ook de oplossingsrichtingen tot stand gekomen.
 Bronnen:
· http://www.hiil.org/insight/zes-suggesties-verbetering-van-de-toegang-tot-het-recht, HiiL, 2015
· http://www.hiil.org/publication/menselijk-en-rechtvaardig-is-de-rechtsstaat-er-voor-de-burger ,HiiL  2017


Mensen voelen dat het niet goed gaat en velen zijn van mening dat een gang naar de rechter niet helpt als ze een conflict hebben.
Velen denken dat rijke, vermogende partijen, kansrijker zijn in een rechterlijke procedure. Er is een groeiende hoeveelheid conflicten die helemaal niet wordt opgelost, die mensen maar met zich meeslepen.
De Nederlandse rechtstaat is kampioen integriteit en onafhankelijkheid. Maar op eenvoud en toegankelijkheid van procedures scoort Nederland Europees rond de 20 ste plaats ( Eurobarometer Justice 2013)

Het is niet alleen beeldvorming: mensen met ervaring oordelen negatiever.
De teleurstelling over wat zij van de rechtsstaat in de praktijk ondervinden, speelt naar alle waarschijnlijkheid ook een rol bij de maatschappelijke onvrede over de overheid, over de elite, over de politiek die er nooit voor hen is.
De rechtsstaat zou er moeten zijn voor mensen. Alle actoren in het rechtsstatelijke bouwwerk zullen dit zonder voorbehoud bevestigen. Zelf zien ze ook wel dat het niet zo uitwerkt als het ooit was bedoeld.
Maar wat kun je er aan doen? Als rechter? Als advocaat? Als ambtenaar? Als minister?
Er zijn wel goede alternatieven. In de twee eeuwen sinds we onze huidige rechtsstatelijke regels hebben geïnstalleerd, is de wetenschap veel te weten gekomen over de aard van conflicten en de wegen naar oplossing en herstel. Met die kennis kunnen we in elk geval concluderen dat het niet goed zit met de basismethodiek van claim en tegenclaim, van eisen en verdedigen; dat die polariserend werkt.
Het rechtssysteem plaatst  de mensen tegenover elkaar. Het procesrecht is een open uitnodiging om van elkaar te claimen en elkaar te beschuldigen. Juristen beoefen het gevecht met woorden volgens een stelsel van regels. Ondanks alle goede bedoelingen maakt deze aanpak het probleem vaak groter, duurder en schadelijker.
Maar juist de procedures zijn de grondslag voor het werk en inkomen van de beroepsgroep. Hiervan gaat een perverse prikkel uit.
De rechtspraak is echter wettelijk verplicht om te werken met procedures die niet erg geschikt zijn voor de problemen die mensen als individu ervaren. Al het geld en alle energie gaan naar meer van hetzelfde: agenten, officieren van justitie, advocaten en rechters. Die blijven werken met routes naar rechtvaardige oplossingen die stammen uit de negentiende eeuw. Het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering stamt uit 1839, het Wetboek Strafvordering uit 1921. Er is iets van een tegenbeweging die problemen meer direct oplost zonder (nodeloze) juridisering. Er lijkt iets van groei te zitten in het aantal mediations (van 4% in 2003, 3% in 2009 naar 5% in 2014; Geschilbeslechtingsdelta 2014, p. 118). De vaardigheden van juristen op het gebied van geschiloplossing zijn volgens de meeste waarnemers toegenomen. Maar dit effect weegt kennelijk niet op tegen de voortschrijdende juridisering. De tendens van polarisatie is sterker dan het tempo van invoering van nieuwe vormen van geschiloplossing.


Is er een relatie tussen de maatschappelijke onvrede en niet rechtvaardig opgeloste problemen?
In de media wordt vaak gesproken over niet gehoord worden, ervaren onrechtvaardigheid en boosheid als verklaring van de maatschappelijke onvrede. Dit zijn ook de signalen die mensen afgeven als ze hulp zoeken bij de rechtspleging.
Maatschappelijk onbehagen komt vooral voor bij mensen van middelbare leeftijd, met een lage opleiding, uit een lagere inkomensgroep, in een lastige financiële situatie, en die zichzelf weinig controle over hun leven toedichten. Mensen met deze persoonlijke ervaringen worden ook maatschappelijk pessimistischer (Eefje Steenvoorden, Societal Pessimism, 2016).
De rechtspraak kan dit niet veranderen. Rechters zijn verplicht om te werken met de in oude wetten voorgeschreven procedures, die mensen tegenover elkaar plaatsen en gericht zijn op het vaststellen van gelijk of ongelijk. Die procedures zijn niet erg geschikt voor de problemen die mensen als individu ervaren.
De rechtspraak mist de belangrijkste sturingsmogelijkheden om de burger beter te kunnen gaan bedienen. Rechters als professionals van de geschilbeslechting, kunnen bijvoorbeeld niet de best mogelijke behandelingen laten ontwikkelen, inkopen en gaan toepassen (HiiL, ODR and the Courts:The promise of 100% access to justice, 2016).
De wettelijke ruimte en de financiering ontbreekt voor het extern laten ontwikkelen van een betere behandeling.
De wetboeken van Burgerlijke Rechtsvordering, van Strafvordering en de Algemene Wet Bestuursrecht zijn ook nog eens heel moeilijk te wijzigen. De regie daarover is in handen van een kleine groep wetgevingsjuristen en procesrechtspecialisten aan universiteiten.
Die werken over het algemeen niet vanuit de behoeften van de burger aan goede trajecten naar oplossingen. De bestaande wettelijke regels zijn het min of meer heilige uitgangspunt (zie uitvoerig HiiL, Trialogue: Releasing the value of courts, 2014).

Ook de juridische opleidingen schieten tekort.
Drie jaar lang moeten studenten de aloude regelsystemen leren en ze toepassen op een “casus” in de traditionele rollen van rechter en advocaat. Maar het effect is problematisch: jonge juristen leren geen conflictoplossing, geen inzicht in rechtsproblemen die mensen in hun leven kunnen tegenkomen, geen interdisciplinaire samenwerking en geen basis om de routes naar het recht te evalueren en te innoveren.
Om de rechtsstaat er weer echt te laten zijn voor mensen en juristen in effectievere rollen te laten komen, is een drastisch andere aanpak nodig.
Advocaten, rechters, aanklagers, mediators en andere vernieuwers wachten op bevrijding uit de wettelijke rollen waarin zij vastgeketend zijn. Ook de financiering, het eigenaarschap en de wijze van innovatie zullen anders moeten. Wezenlijk anders.

Voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingen in de rechtspraak zou een markt moeten ontstaan waarin innovatie wordt beloond.
Want waarom zouden alleen rechtbanken zelf goede nieuwe behandelingen kunnen ontwikkelen? Ook universiteiten en ondernemende start-ups kunnen dat doen. Vervolgens kunnen zij hun innovaties aan de rechtspraak ter beschikking stellen, net zoals in de zorgsector gebeurt. Nederland heeft dringend nieuwe, mensen verbindende, wegen naar rechtvaardige oplossingen nodig. Routes waarop mensen zich gehoord voelen en waarop ze tijdig en effectief hun bestemming kunnen bereiken. Welke routes het eerste worden ontwikkeld, dat zou publiek en politiek moeten worden bepaald, op basis van urgentie en maatschappelijke impact.
We denken bijvoorbeeld aan scheiding, burengeschillen en arbeidsrelaties. Maar wellicht zou ook een vernieuwd referendum hoog op de agenda komen te staan waarin mensen zich echt gehoord voelen en met de resultaten waarvan een regering echt iets kan. Want ook dat referendum is nu een route naar oplossingen die gebrekkig is, die polariseert en waar mensen zich niet echt in gehoord voelen.
Er zou een breed en algemeen toepasbaar right to challenge kunnen worden geïntroduceerd waarmee innovatieve aanbieders bestaande procedures kunnen vervangen door betere. Rechtbanken, rechtsbijstandsverzekeraars of vernieuwende ICT-en-recht-bedrijven die een betere of kosten-effectievere manier van behandeling ontwikkelen, zouden de bestaande procedures moeten kunnen uitdagen. Een dergelijke right to challenge opent de deur voor een verscheidenheid aan kleine en grotere innovaties die vanuit andere kennisgebieden het juridische terrein structureel zouden kunnen verbeteren.
Het zet een proces van evolutie in gang: stap voor stap helderder, toepasbaarder en praktischer, zonder revolutionaire stelselwijzigingen. Dit biedt bestaande partijen tevens de mogelijkheid innovatie te omarmen en zelf speler te worden in de stapsgewijze verbetering. Het moeten in ieder geval routes worden die ontworpen zijn vanuit de behoeften en het gedrag dat we kunnen verwachten van mensen zoals ze echt zijn, in lastige situaties die vaak het uiterste van ze vergen. Routes die niet ontworpen zijn vanuit de bestaande rollen en organisaties. De beroepsregels voor rechters, advocaten en andere professionals zouden moeten volgen uit de competenties die nodig zijn.
Aldus de onafhankelijke onderzoekers van Stichting HiiL (Hague Institute for Innovation of Law)


Hoe is er gereageerd op deze visie en suggesties?

Twee reacties op HiiL
Mr. Frits Bakker (voorzitter Raad voor de Rechtspraak, koepelorganisatie van de rechtelijke macht).
Samenvatting van een interview in http://www.mr-online.nl/frits-bakker-kern-waarheid-  rapport-hiil/ , 12 mei 2017
Frits Bakker: “Kern van waarheid in HiiL”

Het onderzoeksrapport waarin onderzoeksinstituut HiiL de gebreken van de rechtsstaat aan de kaak stelt, bevat volgens Frits Bakker een kern van waarheid.
“Maar voor zover HiiL bepleit dat we in Nederland radicale stappen zetten en het roer omgooien, zijn we het er niet mee eens,” verklaart de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak.
“We kiezen voor de lijn van geleidelijke ontwikkeling, ook omdat de rechtspraak voor de burger een kwestie van vertrouwen is.”
“We herkennen ons voor een groot deel in dit rapport,” zegt Bakker.
“Dat mensen drempels ervaren als ze naar de civiele rechter en de bestuursrechter willen is helder. We hebben het in Nederland voor de burger de afgelopen honderd jaar niet makkelijk gemaakt om zich tot de rechter te wenden, terwijl de toegang tot de rechter het sluitstuk van een goed functionerende rechtstaat is. De burger moet vertrouwen hebben in de rechtspraak, anders ondermijnt dat de rechtsstaat enorm. Daarom moeten we nu innoveren in de rechtspraak en de hele conflictoplossingsmachine.”
Hij is het wel met HiiL eens dat meer innovatie nodig is om de rechtspraak te verbeteren. “Dat hebben we in een brief aan de informateur ook aangegeven.”
Dat is een boodschap die de Raad voor de rechtspraak al langer brengt.
Bakker: “Er moet flink ruimte komen voor innovatie in de rechtspraak om die rechtspraak maatschappelijk effectiever te maken. Daardoor krijgt de burger meer het gevoel dat hij iets heeft aan de rechtspraak.”…
“Daarom vragen wij om experimenteerbepalingen in de grote procedurele wetten. Zo moet het mogelijk worden om eerst nieuwe vormen van rechtspraak uit te testen zonder dat een wetswijziging nodig is.
HiiL noemt de innovaties binnen de rechtspraak kansloos, omdat ze zijn ingebed in de bestaande regelgeving.
“Daar zit een kern van waarheid in,” meent Bakker. ”We kennen daar voorbeelden van. Het project burenrechter is niet het succes geworden wat wij ervan hadden verwacht. Als je niet het toernooimodel wilt hanteren, zit je vast aan artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. En dat artikel vereist instemming van beide partijen. Maar die krijg je niet altijd als mensen in een conflictsituatie zitten. Het probleem is ook dat het iets nieuws is, en veel mensen zijn er daarom huiverig voor. Dan heb je geen zaken.”
Daarom vraagt Bakker de ruimte om het op een andere manier te doen.
“Bijvoorbeeld door in één arrondissement in één jaar mogelijk te maken dat de bemiddelende rechter ook zaken behandelt als dat tegen de wil van een van de partijen in gaat.”


Mr. Fred Hammerstein (Raadsheer in de Hoge Raad tot 1 mei 2016).
Mr. Fred Hammerstein: ‘Rechtsstaat slecht voor de burgers?’

 Bron: http://www.ru.nl/cpo/verderdenken/columns/mr-fred-hammerstein-rechtsstaat-slecht-burgers, 24 mei 2017
 Mr. Fred Hammerstein was tot 1 mei 2016 raadsheer in de Hoge Raad. Van 2013 tot 2015 bekleedde hij de CPO-wisselleerstoel ( Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs)
Hij reageert op het HiiL en op NRC journalist Folkert Jensma die het HiiL rapport in zijn krant heeft aanbevolen.
Het Nederlandse rechtssysteem staat op internationale ranglijsten hoog aangeschreven, doch het is toch nog verre van volmaakt. Per definitie zijn veel mensen teleurgesteld als ze ermee in aanraking komen. Ze krijgen immers lang niet allemaal gelijk. Uit onderzoeken blijkt dat de rechtspraak niet slecht scoort als het gaat om de procedurele rechtvaardigheid en dat telt wat mij betreft het zwaarst.

Zit overal alles vast?
Mijn kennis ligt voornamelijk op het gebied van het burgerlijk procesrecht. ‘Overal zit alles vast’ luidt – aldus Jensma – de ontmoedigende conclusie. Conform een rubriek in zijn krant ga ik deze bewering toetsen: waar of onwaar? Ik beperk mij tot enkele ontwikkelingen in deze eeuw. In de eerste plaats is er een Raad voor de Rechtspraak gekomen die de aanzet heeft gegeven tot een zeer groot aantal kleine en grote veranderingen en vernieuwingen in de rechtspraak. Als een van de vele voorbeelden noem ik de vierjaarlijkse visitaties met commissies die voor een belangrijk deel uit buitenstaanders bestaan. De Raad legt wel degelijk verantwoording af aan de samenleving. Op zeer veel gebieden zijn rechters gaan samenwerken en er zijn grote stappen gezet in uniformering van rechterlijk beleid. Het project rechtspraak en mediation is succesvol gebleken.
Voorts is het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in 2002 tamelijk grondig herzien. Het contradictoire model is sterk afgezwakt. Daarbij is het niet gebleven. Het ministerie heeft opdracht gegeven aan het driemanschap Asser-Groen-Vranken om voorstellen te doen voor verdere hervorming. Zij hebben twee rapporten uitgebracht met een groot aantal innoverende aanbevelingen. De cassatierechtspraak is – conform een van deze aanbevelingen.
– ingrijpend veranderd met onder meer de mogelijkheid van het stellen van prejudiciële vragen. De appelrechters hebben het project ‘Innoverende hoven’ uitgevoerd.
In 2016 is de KEI-wetgeving in de Eerste Kamer aanvaard. Deze leidt tot grote veranderingen: digitaal procederen en de regierol van de rechter. De wet bevat belangrijke aanzetten tot een andere aanpak van geschillen. Er ligt een voorstel tot oprichting van een Internationaal Commercial Court. Er wordt hard gewerkt aan een wetsvoorstel over collectieve acties en ook de WCAM is al sterk verbeterd. Ten slotte is in april 2017 aan de minister een advies aangeboden voor vernieuwing van het bewijsrecht. Dit advies wordt meegenomen in een programma van het ‘bolwerk V&J’ dat erop is gericht in de komende jaren het civiele procesrecht verder te verbeteren.

Regelrechte demagogie en kletskoek
Het vorenstaande moet voldoende zijn om de conclusie als pertinent ‘onwaar’ te kwalificeren. Ik heb niet de illusie dat de opstellers van het rapport hiervan onder de indruk zullen zijn. Als zij het nodig vinden om beelden te schetsen waaruit zou moeten blijken dat we wat rechtsvordering betreft nog steeds in de 19e eeuw verkeren, staan ze zeker niet open voor kritiek uit de hoek van de juristen die volgens hun opvattingen alles bij het oude willen houden. Wederzijds onbegrip dus, stel ik hiermee vast, want de hele toon van het rapport is negatief ten opzichte van de gevestigde orde
Lees maar wat het rapport zegt:
‘Al het geld en alle energie gaan naar meer van hetzelfde: agenten, officieren van justitie, advocaten en rechters. Die blijven werken met routes naar rechtvaardige oplossingen die stammen uit de 19e eeuw.’
Onlangs gaf ik een cursus (procesrecht) aan advocaten die mij vele voorbeelden wisten te noemen van gebreken in de huidige rechtspleging. Nogmaals beklemtoon ik dat die voor verbetering en vernieuwing vatbaar is. Maar ik verzet mij met alle kracht tegen het beeld dat het rapport geeft van de situatie zoals het volgende:
‘Rechters en andere juristen moeten intussen steeds harder werken om met niet goed werkende procedures de problemen op te lossen die mensen bij ze neerleggen. En het lijkt daarbij of je steeds meer juristen nodig hebt. Dat zijn ideale leden van politieke partijen, mensen die werken in het algemeen belang, en ook nog kunnen helpen met een amendement te schrijven. Welk druk bezet Tweede Kamerlid kan en wil nee zeggen tegen een op het oog zeer gerechtvaardigde lobby van deze gesprekspartners?’
Dit is regelrechte demagogie en het is nog kletskoek ook. Het is de populistische manier van denken die alles en iedereen wantrouwt. Het rapport is reeds daarom niet een uitnodiging voor een vruchtbare discussie. Het biedt geen basis om de problemen van nu en van de toekomst goed te doordenken. En wat het ergste is: het rapport bevat geen enkele bruikbare oplossing. Over de rechtsstaat gaat het trouwens helemaal niet
Aldus mr Fred Hammerstein over het rapport HiiL.


Afscheid van de klassieke rechtelijke procedure?

De jaarvergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging in 2017 heeft Afscheid van de klassieke rechtelijke procedure? als thema van het jaar gekozen.
In een ruim 350 pagina’s tellend boekwerk, uitgegeven door Wolters Kluwer, geven zes juristen in preadviezen hun mening over het afscheid van de klassieke procedure in het civiel recht, het bestuursrecht en het strafrecht.[2]
Volgens het Voorwoord van de publicatie geschreven door NVJ voorzitter Jaap Hoeksta, is de traditionele beslechting van geschillen door de klassieke bestuursrechter geen vanzelfsprekendheid meer. Alternatieven zijn in opkomst. Hij wijst op mediation, bindend advies, arbitrage en geschillen-en klachtencommissies. Maar ook op een door de officier van justitie te nemen strafbeschikking en de informele aanpak in het bestuursrecht. Bovendien verandert de procedure bij de overheidsrechter met regiezittingen, de nieuwe zaaks behandeling en het digitaal procederen met een bijbehorende nieuwe basisprocedure in het burgerlijk recht. Ook de informatietechnologie rukt op in de rechtspraak. Aldus NVJ voorzitter Jaap Hoekstra in zijn voorwoord.
De zes pre adviseurs zijn volgens Hoekstra onder meer de volgende mening toegedaan.
Alle geschillen moeten uiteindelijk aan de rechter kunnen worden voorgelegd, wiens primaire taak ook blijft het beslechten van juridische geschillen. In die zin wordt geen afscheid genomen van de rechter.

  • De rechter- ook de burgerlijke rechter- dient zich actief op te stellen en door middel van differentiatie en regie maatwerk leveren, daarbij ook de wensen van de betrokken partijen betrekkend. De rechter moet ook de mogelijkheden van een alternatieve oplossing van het geschil bezien als bijvoorbeeld mediation. In zoverre wordt er toch een soort afscheid van de klassieke rechter en procedure genomen.
  • Bepaalde rechter moeten zich daartoe ook mediation vaardigheden eigen maken. Mediation zou ook anderszins door bijvoorbeeld gerechtsmediators vanwege een gerecht moeten worden aangeboden. Ook moet een gerecht over een ADR-/ODR track beschikken.
  • De rechter moet toegankelijk zijn, hetgeen onder meer betekent dat een procedure bij de burgerlijke rechter ook voor een gewone burger betaalbaar moet zijn. De bestuursrechter zou ook over ( bepaalde) andere overheidshandelingen dan alleen besluiten een oordeel moeten kunnen geven.
  • De voortschrijdende informatietechnologie brengt met zich mee dat van artificial intelligence( -systemen) in alle fasen van de gerechtelijke procedures ( in steeds toenemende mate) gebruik zal moeten worden gemaakt.
  • Het recht op een eerlijk proces als neergelegd in artikel 6 EVRM komt ook aan de orde in de buitenrechtelijke afdoening van strafzaken. De mogelijkheden van het inroepen van rechtsbijstand en van het gehoord worden in het kader van strafbeschikkingen  worden geïntensifieerd.
  • De strafrechter moet ook een traject van herstelbemiddeling kunnen bevorderen, zo niet afdwingen.

Prof. J. Crijns en mr. R. Kool eindigen hun préadvies over de mogelijke afschaffing van de klassieke strafrechtelijke procedure  als volgt.
Wij koesteren de stille hoop dat investeringen in meer zinvolle, op het individu toegesneden vormen van afdoening, zich op den duur zullen uitbetalen in lagere recidive cijfers bij eenvoudige, veel voorkomende criminaliteit, een hogere “klanttevredenheid” bij verdachten en slachtoffers en een grotere legitimiteit van de strafrechtpleging als geheel.


Welk mensbeeld kiest het strafrecht?

Ons rechtssysteem gaat uit van autonome individuen en partijen die elkaar in een toernooiveld bestrijden met verbale argumenten en tegenargumenten, aanval en tegenaanval.
Mr. dr  J. Claessen, universitair hoofddocent straf(proces)recht aan de Universiteit van Maastricht en pleitbezorger voor Herstelrecht in het Nederlands rechtssysteem, signaleert dat ons huidige strafrecht voortkomt uit een negatief mens- en wereldbeeld. Hij heeft zich de vraag gesteld of straffen en strafrecht überhaupt moreel en praktisch te legitimeren zijn.

Is straffen humaan en effectief?
Zijn onderzoek waarop hij in 2010 promoveerde, is een herbezinning op het strafrecht vanuit mystiek perspectief. Daarin constateert hij dat herstelrecht religieuze/spirituele wortels heeft. Hij verwijst naar Mahatma Gandhi, Martin Luther King jr. en de Dalai Lama, door hem mystici genoemd, die  voorstander zijn van een herstelrechtelijk georiënteerde misdaadaanpak in plaats van “regulier strafgeweld”. [3]
De voorzichtige veranderingen in ons rechtssysteem door aandacht voor herstelrecht en verbinding tussen slachtoffer en verdachte sluiten aan bij de visie dat mensen voor hun ontwikkeling juist afhankelijk zijn van elkaar.
In een essay in de online krant De Correspondent van 15 juli 2017 schrijft Lynn Berger over de Afhankelijkheidsverklaring van De Zuid-Afrikaanse dichter en schrijver Antjie Krog. De kern: een mens is wie hij is door en met anderen. Mensen zijn van elkaar afhankelijk. Deze onderlinge verbondenheid-die-leidt-tot-eenheid,  wordt Ubuntu genoemd.

Samenvatting en Conclusies

Nogmaals de vraagstelling:
Het Nederlandse rechtssysteem werkt als een toernooi model gebaseerd op tegenspraak: de claims, de ontkenning, de tegenclaim, de verdachtmaking.

  • Is het kansrijk om dit polariserend systeem geleidelijk om te buigen naar meer verbinding tussen partijen door een combinatie met buitengerechtelijke procedures, zoals Mediation in Strafzaken?
  • Hoe kijken met name de professionals binnen het rechtssysteem hier tegen aan?

Het ziet er naar uit dat een aantal toonaangevende juridische professionals in het rechtssysteem de kern van de kritische analyse van het eind 2016 verschenen HiiL rapport onderschrijven. Het bestaande rechtssysteem verbindt partijen niet maar polariseert juist. De voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak Frits Bakker kan zich vinden in de analyse en pleit voor ruimte om te experimenten met klantgerichte methoden.

Het oud lid van de Hooge Raad Fred Hammerstein verdedigt zich echter en wijst op de verdiensten van de huidige werkwijze. Volgens hem is het HiiL rapport regelrechte demagogie en kletskoek en bevat bovendien geen enkele bruikbare oplossing.
Hij noemt procedurele rechtvaardigheid het belangrijkste in het rechtssysteem en daar voldoet Nederland bij uitstek aan.
De reactie vloeit waarschijnlijk voort uit de kritische stelligheid waarmee HiiL zich presenteert  met minder aandacht voor de positieve kanten van het bestaande systeem. Hammerstein gaat echter voorbij aan de constatering van HiiL dat het bestaande systeem juist slecht scoort op eenvoud en op de toegankelijkheid van deze rechtvaardige procedures.
De Nederlandse Juristen -Vereniging heeft in haar jaarvergadering 2017 de vraag gesteld of er afscheid genomen wordt van de klassieke gerechtelijke procedure. De zes pre-adviseurs zijn in principe positief over het verder experimenteren met buitengerechtelijke methoden. De strafrechter zou zelfs een traject van herstelbemiddeling moeten kunnen bevorderen, zo niet afdwingen.
Strafrecht is gericht op vergelding en preventie, namens de samenleving. Het is geen oplossing voor problemen tussen personen en hoe deze al of niet samenwerken. Het rechtssysteem plaatst  de mensen juist tegenover elkaar. Het procesrecht is een open uitnodiging om van elkaar te claimen en elkaar te beschuldigen. Ondanks alle goede bedoelingen maakt deze aanpak het probleem vaak groter, duurder en schadelijker.
De bestaande procedures zijn de grondslag voor het werk en inkomen van de beroepsgroep. Hiervan kan een perverse prikkel uitgaan. Er zit een weeffout in het rechtssysteem in die zin dat er mensen zijn die verdienen aan de escalatie en het rekken van procedures. De toenemende aandacht voor herstelrecht kan als een stimulans werken voor advocaten in het toernooiveld om voor een succesvolle behartiging van de belangen van hun cliënt systematisch het belang van de tegenpartij te betrekken. In het algemene recht en in het bijzonder het civiele recht is de vraag van het effect van het toernooimodel in relatie tot het herstelmodel het scherpst.
In de strafrechtelijke procedure is de samenleving zelf partij door de driehoeksverhouding overheid als rechtshandhaver/bestraffer – verdachte – slachtoffer. Dat maakt de discussie complexer als het gaat om de verhouding toernooimodel en herstelmodel. Mediation in strafzaken is een daarom bijzondere vorm van mediation.
De eigen verantwoordelijkheid van de recht handhavende overheid als derde partij wordt door mediation niet teniet gedaan.
Het erkent echter de onderlinge afhankelijkheid door de re-integratie van dader en slachtoffer te stimuleren. De voorbereiding is doorgaans intensiever dan in andere mediations. Bovendien stelt de morele geladenheid eisen aan de vaardigheid van de mediator en de wijze waarop deze zijn positie in de mediation inneemt.[4]
Het stimuleren van verbinding is ook van betekenis in het civiele recht en in het bijzonder het familierecht, zoals blijkt uit de HiiL analyse.

Als er ooit nog een Mediation wet zou komen, past het om stimulering van mediation als rode draad op te nemen. Professionals in de rechtsstaat lijken er klaar voor te zijn.

Voetnoten
[1] De Stichting HiiL (Hague Institute for Innovation of Law) is 11 jaar geleden opgericht en heeft als missie: Making justice journeys work and universally accessible. Het telt 17 medewerkers en een netwerk van freelancers en stagiaires. De inkomsten komen van opdrachten verleend door overheden, internationale organisaties, NGO’s en private donoren. www.hiil.org/
[2] Afscheid van klassieke procedure?, Handelingen Nederlandse juristen Vereniging, 147 e jaargang/2017-1
[3] Claessen, J. Misdaad en straf. Een herbezinning op het strafrecht vanuit mystiek perspectief, Nijmegen: Wolf Legal Publishers, 2010
[4] Bronnen

  • Mediation in strafzaken; de praktische toepassing van restorative justice en herstelrecht, J. Dierx e.a., SDU, Den Haag 2012
  • Handboek Mediation, A. Brenninkmeijer e.a, SDU 2017, 6 e herziene druk; in het bijzonder Mediation in strafzaken hoofdstuk 18.9 ( J. Bijlsma en J. Dierx)

Meer lezen?

https://www.merlijngroep.nl/blog/wetsontwerp-bevordering-mediation/