Grenzeloze medezeggenschap – kan dat?

Grenzeloze medezeggenschap – kan dat? - Blog - Mediator De heer Drs. H. Grimbergen (Her)
Medezeggenschap ondernemingsraad OR WOR

Moeder zit in het buitenland – tendensen

De invloed van het buitenland op de zeggenschap binnen de Nederlandse bedrijven is aan sterke veranderingen onderhevig. Niet alleen voor de “typische” Nederlandse multinationale ondernemingen die 2 % van het bedrijfsleven uitmaken, maar wel goed zijn voor 40 % van de banen in ons land, 67 % van de omzet en die 80 % van onze handel omvatten. Samenwerkingsverbanden, zoals KLM/Air France, hebben een grote invloed op deze bedrijven die als nationale trots worden gezien. Maar de veranderingen worden ook in gang gezet door de invloed van grootmachten buiten het Europese continent. Denk daarbij niet alleen aan de Verenigde Staten of Japan, maar ook aan opkomende economische “tijgers” zoals Rusland, India en China. Zelfs met een “dalende” economische groei van 7 % (in 2015) is China nog altijd een factor van betekenis. Vorig jaar kondigde de Indiase regering in haar begroting een reeks van maatregelen aan die de investeringen fiscaal aantrekkelijker moeten maken. Dat deze laatste landen al in Nederland actief zijn, lijken we te vergeten: Kruidvat is in handen van een Chinese holding en de ooit zo trotse Hoogovens in Velsen heet tegenwoordig Tata Steel. Hoogst onwaarschijnlijk dat het daarbij blijft.

Maar er is nog een andere tendens te bespeuren; de opsplitsing van bedrijfsonderdelen in aparte rechtspersonen waarna deze aan buitenlandse bedrijven of investeerders worden verkocht. Zeggenschap wordt op die manier opgeknipt onder een holding die vaak haar plaats ook nog eens in het buitenland heeft, binnen maar ook buiten de Europese Unie. In toenemende mate worden ondernemingsraden met deze veranderende zeggenschapsverhoudingen geconfronteerd. Bijkomend probleem is dat Nederland het structuurregime kent, waarbij de ondernemingsraad alleen op het Nederlandse niveau en niet op het internationale concernniveau kan meepraten. Uitgangspunt is dat medezeggenschap de zeggenschap volgt. Maar waar zit die dan? Is een Europese Ondernemingsraad (EOR) nog wel een afdoende antwoord? Zijn de huidige middelen voor de medezeggenschap om van wezenlijke invloed te zijn op voorgenomen besluiten nog wel toereikend? En als de zeggenschap in toenemende mate grenzeloos wordt, waar liggen dan de mogelijkheden voor de medezeggenschap? Prangende vragen die zich lastig laten beantwoorden. Toch zijn er kansen.

Onderzoek

De afgelopen jaren zijn er onderzoeken gepubliceerd die de kansen voor de medezeggenschap op een rijtje zetten. Reeds in 2008 was het Rienk Goodijk die in zijn boek “Het Rijnlandse model” tegenwicht bood op de toen sterk voelbare invloeden van het Angelsaksische model in het Nederlandse bedrijfsleven. Denk daarbij vooral aan de invloed van hedge funds. Goed voorbeeld hiervan was ABN Amro. Zijn boek was een sterk pleidooi voor het overlegmodel dat Nederland niet alleen arbeidsrust bood, maar ons land ook nog eens tot de 15 rijkste landen ter wereld maakte. Het gaf al aan dat medezeggenschapsraden hierin een sterke rol speelden en spelen. Wetenschappelijk werd dit in 2011 onderbouwd met het proefschrift “Bron van Meerwaarde” van Jan Ekke Wigboldus (Technische Universiteit Twente). Naast de formele kant (wettelijke positie, WOR) benadrukte hij ook de informele kant van de medezeggenschap. Daarbij legde Wigboldus vooral de nadruk op de sociale, innovatieve en politieke rollen die de medezeggenschap binnen de besluitvorming van bedrijven kan spelen. In 2013 werden zijn bevindingen nog eens kwantitatief onderbouwd in het proefschrift “Works Council Effectiveness” van Sarai Sapulete (Universiteit van Utrecht). Dit werd in 2015 verder uitgebouwd in “Economic and Industrial Democracy”, een bijdrage van diezelfde Sarai Sapulete en Annette van den Berg. Voorlopig sluitstuk in dit onderzoek lijkt het proefschrift “De positie van de Nederlandse ondernemingsraad in multinationale ondernemingen” te zijn, waarop Marcus Meyer najaar 2015 aan de Universiteit van Maastricht promoveerde.

Rode draden

Al deze bijdragen gaven aan dat het uitoefenen van medezeggenschap in dit complexe krachtenveld op een andere dan de “klassieke” manier plaats zal moeten gaan vinden. Het alleen maar vasthouden aan de wettelijke regels, zoals de WOR en de Europese Richtlijn inzake medezeggenschap die bieden, is niet langer voldoende – hoe belangrijk deze ook zijn. Feitelijk is dat ook dé rode draad in de hierboven genoemde bijdragen: medezeggenschap haalt haar meerwaarde uit een combinatie van het uitoefenen van formele “macht” en informele invloed. Dat is wat Wigboldus in zijn proefschrift bedoelde met “complementariteit”. Sapulete en Van den Berg stellen in hun bijdrage dat de OR vooral gebruik moet maken van de eigen netwerken. Opvallend is daarbij dat zij ook een rol toebedelen aan het lokale management. Zicht hebben op de gemeenschappelijke belangen tussen OR en dit kader helpt de medezeggenschap verder op weg invloed uit te oefenen in dat complexe krachtenveld van een steeds meer hybride zeggenschap binnen het Nederlandse bedrijfsleven. Van alle hier genoemde bijdragen ziet Marcus Meyer in zijn proefschrift nog het meest kansen vanuit de WOR. Zo wijst hij op het belang van een goed artikel 24 overleg tussen OR, directie en raden van commissarissen; een juiste toepassing van het informatierecht waarbij de OR een juist zicht moet hebben op de vraag met wie hij van doen heeft (aldus door de Tweede Kamer aangescherpt in de motie Hamers) en tenslotte een actiever gebruik van het voordrachtrecht dat OR-en hebben bij de benoeming van toezichthouders en commissarissen (artikel 30 WOR).

Wat kan de medezeggenschap ermee?

Hoewel veel mogelijk is, blijft wel de vraag welke praktische handvatten grenzeloze medezeggenschap binnen de Nederlandse bedrijven kunnen krijgen en wat trainers en adviseurs hierin kunnen betekenen. Een paar dingen kan de medezeggenschap nu al aanpakken:

  • Een effectief middel kan de geschreven overeenkomst, ofwel het convenant zijn. Vanuit de WOR (artikel 32, lid 2) kan de medezeggenschap afspraken maken die buiten de reikwijdte van de wet vallen. Bijvoorbeeld over de inrichting van een goede, grensoverschrijdende medezeggenschap. Goede voorbeelden hiervan zijn Cap Gemini en Tata Steel. Ondanks de beperkingen van een structuurregime dat Nederland kenmerkt, kunnen in een convenant afspraken gemaakt worden die dan ook voor het Nederlandse bedrijf van toepassing zijn. In een recente uitspraak van de Ondernemingskamer inzake reorganisatie en ontslagplannen bij Teijin Aramid in Rotterdam is de bevoegdheid van de ondernemingsraad hierin  nog eens versterkt. Jammer genoeg wordt nog weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de WOR op dit punt biedt om grensverleggende medezeggenschap uit te oefenen. Maar het kan.
  • Het goed voeren van een artikel 24 overleg (algemene gang van zaken) is hierin heel belangrijk. Doorvragen over het all over financiële beleid met zicht op consequenties voor organisatie en personeel in aanwezigheid van directie en commissarissen werkt versterkend op de positie van de OR in zijn taak om invloed uit te oefenen op besluitvorming en wel op een zodanig moment dat er ook sprake is van wezenlijke invloed. Interessant hierbij is de relatie tussen medezeggenschap en toezichthouders. Recente ontwikkelingen op dit front tonen aan dat hier voor de medezeggenschap veel te winnen is.
  • In het verlengde hiervan zullen OR-en gewezen moeten worden op de mogelijkheden die het voordrachtsrecht voor toezichthouders kan bieden. Hier wordt op het belang van een juiste toepassing van artikel 30 WOR gewezen. Daar kan tegen in gebracht worden dat een directie het advies van de OR zonder meer naast zich neer kan leggen. Maar het is nog maar de vraag of zij dat ook werkelijk zal doen. Een directie zal vooral draagvlak willen bij ingrijpende besluitvormingsprocessen. Daarin heeft zij de OR nodig. Een goed voorbeeld van een effectief gebruik van artikel 30 bood in 2010 de OR van het toenmalige Fortis Corporate Insurance bij de verkoop van de aandelen door de staat aan het Australische Amlin.
  • Het recht op informatie en consultatie is sinds 1 januari 2014 in de wetgeving van alle EU-lidstaten verankerd. Hiermee wordt vooral het belang van goede informatie benadrukt. De beperking zit in consultatie en informatie. Niet instemming of advies, zoals de WOR deze kent. Dat is zeker een beperking en er valt voor te pleiten om deze klassieke rechten voor de OR-en op dit punt leven in te blazen. Vooralsnog zal de medezeggenschap het moeten kunnen doen met een uitbreiding van het informatierecht zoals deze een aantal jaren geleden is neergelegd in de motie Hamers die kamerbreed is aangenomen.
  • Veel valt uit het bewandelen van informele wegen te halen, waardoor de OR precies weet wat nu het krachtenveld binnen het Nederlandse bedrijf en het concern is. Trainers en adviseurs kunnen OR-en hierin begeleiden aan de hand van zogenaamde organisatiescripts die afkomstig zijn uit de transactionele analyse. Dat klinkt ingewikkeld, maar dat is het niet. Sterker: het is voor de medezeggenschap leuk om hiermee te oefenen. En het is effectief in de beeldvorming. Een andere methode is het vaststellen van cirkels van betrokkenheid en invloed waarbij een helder en concreet zicht geboden kan worden op de vraag waar de focus van medezeggenschap gelegd kan worden.
  • Tenslotte kunnen medezeggenschapsraden ook kijken naar de inrichting van de internationale medezeggenschap. Als er al wat op dit terrein gebeurt, wordt de aandacht gericht op de oprichting van Europese Ondernemingsraden (EOR-en). Maar het verdient misschien wel de aandacht om te kijken naar de mogelijkheden die een Internationale Ondernemingsraad (IOR) kan bieden. Cap Gemini is met een IOR, die een gereglementeerde zetelverdeling kent over Europa, Noord- en Zuid Amerika, India en Zuidoost Azië, een goed voorbeeld van hoe grensoverschrijdende medezeggenschap uitgeoefend kan worden.
  • Wet- en regelgeving verdient beslist reparatie en aanpassingen om de medezeggenschap die rol te geven die nodig is om haar invloed voor mens en bedrijf te kunnen uitoefenen. Maar we stellen ook vast dat veel mogelijk is. Veel is onbekend, maar ligt binnen handbereik – aldus één van de conclusies van het proefschrift van Marcus Meyer. Dat biedt absoluut kansen.

 

Laten deze zes tips voor u een  handreiking zijn om grenzeloze medezeggenschap effectief te maken. Onze tijd vraagt er om, nee, eist dit gewoon.