Kan de zeggenschap de 21e eeuw nog wel aan?
Steeds vaker wordt de roep naar een andere vorm van medezeggenschap vanuit de zeggenschap gehoord.
Het is gedoe; het gevoel niet serieus genomen te worden houdt elke vorm van fatsoenlijk overleg op (want we nemen de medezeggenschap toch serieus?); medezeggenschap hindert voortgang enkel en alleen omdat de leden niet voldoende kwaliteiten hebben en om het minste geringste informatie opeisen.
Nee, het moet écht anders!
Want anders zorgt de medezeggenschap ervoor dat zij zichzelf overbodig maakt. Om dat alles te voorkomen moet er meer gekeken worden naar de individuele ontwikkeling van de medezeggenschappers. Bovendien moet er aandacht komen voor andere vormen van medezeggenschap. Er moet een beweging op gang komen, die ervoor zorgt dat de ondernemingsraad een raad van de onderneming wordt. Want dáár is behoefte aan. Gelijkwaardig. Maar ook met een eigen verantwoordelijkheidsgevoel. En hou op met dat zeuren! Herkenbaar?
Oude wijn, nieuwe zakken
Dat individuele deskundigheidsbevordering en andere vormen van medezeggenschap meer kunnen bijdragen aan de verbetering van het overlegklimaat met inzet van meer individuele deskundigheid binnen de raad is onmiskenbaar waar. Dat was precies wat in 2005 de Wet Medezeggenschap Werknemers (WMW) van de toenmalige minister Aart-Jan de Geus wilde bevorderen. Medezeggenschap op maat dus. Heel mooi. Maar het haalde de kamer niet. De overweging was namelijk dat de bestaande kaders wel degelijk goed werkten, aldus De Geus’ opvolger Jan-Hein Donner (de huidige vicevoorzitter van de Raad van State) in 2009. Het was meer een kwestie dat bestaande rechten niet voldoende werden benut. Donner wees hierbij op het feit dat artikel 32, lid 2 WOR nog onvoldoende werd gebruikt. Juist op grond van dit artikel konden ondernemingsraden een andere vorm van medezeggenschap vinden, zo stelde hij. Soms gebeurde dat, zij het met wisselend succes. Kaders moeten niet veranderen; mensen moeten dat. Zo leek de minister te stellen.
Het mes snijdt aan twee kanten….
Is deze boodschap nog actueel? Vergeten wordt dat medezeggenschap wel een zaak van twee of meer partijen is. Natuurlijk, de gevallen van de beruchte zeurpieten zijn bekend. Maar ook bekend is dat bestuurderspartijen niet altijd even juist met hun medezeggenschapsorganen omgaan. En dan is het wel eens vreemd te ontdekken dat die bestuurders die het Rijnlands model hebben herontdekt (naar het overlegmodel waarin overheid, werkgevers en werknemers elkaar broodnodig hadden in de opbouw van het naoorlogse Duitsland; de architect ervan was Konrad Adenauer, de eerste kanselier van Duitsland en voor de oorlog burgemeester van Keulen – hoofdstad van het Rijnland), daar nu niet naar handelen. Jammer, want precies dit model heeft ervoor gezorgd dat onze oosterburen zo ongeveer de rijkste en stabielste samenleving hebben opgebouwd. Misschien bij het saaie af, maar toch…. Daar kan het overleg, als bundeling van krachten en (individuele) kwaliteiten, binnen bedrijven écht wel de nodige voordelen uithalen.
Eén plus één is drie
Valt dit te bewijzen? Drie wetenschappelijke onderzoeken hebben dat inmiddels wel genoegzaam aangetoond. Ik denk daarbij aan het proefschrift “Bron van Meerwaarde” van Jan Ekke Wigboldus (2011). Bevindingen die nog eens met kwantitatief onderzoek in het proefschrift “Work Councils Effectiveness” van Saraï Sapulete werden bevestigd, aangevuld met de resultaten van het meest recente onderzoek en proefschrift van Marcus Meyer (2016). Daarnaast wijzen governance codes en kwaliteitstrajecten (jawel, de ISO-normeringen) nog eens de weg naar de noodzaak van goede medezeggenschap. En niet in de laatste plaats de vakbonden zelf. Immers, CAO’s zijn steeds vaker raamwerkovereenkomsten waarbij veel aan het overleg tussen bedrijfsleiding en ondernemingsraden wordt overgelaten. Een tendens die eerder zal toe- dan afnemen.
Ontwikkelingen die inderdaad veel van individuele medezeggenschappers zullen vergen. En mijn ervaring is dat ze dit ook willen. De onvrede waarmee ik deze inleiding begon komt dan ook niet voort uit een “diep gezucht” dat “ze” het niet “willen” of “kunnen” begrijpen (een argument dat van bedrijfsleidingen wordt vernomen), maar veeleer uit veranderingen die niet altijd goed worden geïnterpreteerd. Dat medezeggenschappers zich hierin meer individueel moeten bekwamen, is wat mij betreft buiten kijf. Maar nog onontgonnen terrein is wat directieleden hierin kunnen doen; daar is nog een wereld te winnen.